Het is in de omgeving van Beiroet. Een fraaie stad, omgeven door
heuvels en aan de westkant een groot mooi meer. Beiroet is ook een
welvarende stad. Er is een levende handel en er wordt goed geld verdiend
door veel mensen. Die leven er maar op los. Natuurlijk zijn er ook
mensen die het niet goed gaat; die niet kunnen profiteren van de
welvaart.
Op zekere dag blijkt het meer een reusachtige draak te herbergen.
Niemand weet waar hij vandaan komt. De meest wilde verhalen doen de
ronde:
- dat er enorme vlammen uit zijn muil komen;
- van poten die dikker zijn dan de boomstammen van de grootste cederbomen;
- van een start waarmee hij de zwaarste bomen velt als lucifers.
De ongelukstijding wekt paniek in de stad. Alle inwoners verschansen
zich achter de zware stadsmuren waarvan de poorten gesloten worden. In
spanning wacht men af.
Het gruwelijke monster intussen, vreet alles op wat zijn op zijn weg
komt. Dat is niet veel, want men heeft ook de dieren binnen de
stadsmuren in veiligheid gebracht.
Na enkele dagen verschijnt het monster voor de stadspoort. Een
verstikkende zwavellucht verpest de atmosfeer. Alle inwoners sidderen en
beven. Om het directe gevaar te keren besluit men twee schapen aan
touwen over de stadsmuur neer te laten. Het monster verslindt de dieren
met huid en haar en verdwijnt weer naar het meer. Iedereen haalt
opgelucht adem.
Men vergadert en besluit om elke dag twee schapen naar de omgeving
van het meer te brengen om het gedrocht op afstand te houden. Het werkt,
maar de spanning in de stad wordt er niet minder om. Er worden plannen
gesmeed om het ondier te doden, maar uiteindelijk waagt niemand het om
de strijd tegen het dier op te nemen.
St. Jorisstraat, Tilburg
De kudde schapen slinkt zienderogen. Men is ten einde raad en
raadpleegt het orakel. Dat antwoordt dat men de draak mensenoffers moet
brengen en het lot moet bepalen wie ten dode wordt opgeschreven.
De koning looft een grote beloning uit voor degene die het monster
doodt. Natuurlijk komen daar moedige ridders op af, maar zodra ze het
afschuwelijke monster ook maar van afstand zien, slaan ze op de
vlucht.
Sint-Joris en de draak. Hoek Bredaseweg – Noordhoekring, Tilburg. |
Op een dag valt het lot op Cleolinda, de dochter van de koning. De
koning weigert zijn dochter af te staan. Maar dat neemt het volk niet.
Waarom hun kinderen wel en de prinsen niet? De bevolking wordt oproerig
en dreigt het paleis van de koning in brand te steken. De koning moet
wel toegeven. In prachtige kleren leidt men haar in de richting van het
meer. Door tranen overmand leunt zij tegen een rotswand en wacht ze op
het afschuwelijke dat komen gaat.
Maar zie. Langs de rotsen komt een fiere ridder te paard het pad af,
... Joris. Hij ziet de huilende prinses, springt van zijn paard en
vraagt de reden van haar verdriet. Prinses Cleolinda vertelt hem alles.
Joris blijft aan haar zijde.
Plotseling begint het water te koken. De draak kronkelt eruit,
doorklieft de golven. Huiveringwekkend gesis vervult de lucht. Stinkende
geuren verpesten de omgeving. Het meisje stoot angstschreeuwen uit.
„Vreest niet”, zegt Joris, roept God aan en stort zich met
zijn machtige lans op het monster. Hij stoot toe. Het monster verheft
zich en stoot afschuwelijke geluiden uit. Joris stoot opnieuw en dan
stort de draak met een alles doordringende schreeuw ineen.
Vanaf de stadsmuur hebben de bewoners van Beiroet alles zien
gebeuren. In de hele stad breekt gejuich en een feestvreugde los. Als
een held wordt Joris de stad binnen gehaald. Maar Joris zegt: „Het
is God die jullie van het monster heeft verlost” en hij vertelt van
de God van de christenen. Dan laten de koning en twintigduizend andere
mensen zich dopen. De koning wil Joris met geschenken overladen. Maar
die laat alles wat men hem wil geven verdelen onder de armen en zegt
tegen de mensen van de stad dat ze zich in moeten spannen om iedereen in
de stad gelukkig te maken. En dan gaat hij naar zijn eigen land terug.
|